Rollen van de leerkracht

(Alkema, Kuipers, Lindhout & Tjerkstra, 2011, 5.3)

      Ontwerper

 

Als leraar is het belangrijk dat je uitdagende leeromgevingen ontwerpt waarin veel te ontdekken valt, maar waarin de kinderen ook leren te systematiseren. Je brengt kinderen systematisch concepten bij. Het is belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de interesses van de kinderen, zowel in de keuze van een onderwerp als een verwerkingsvorm. Het is belangrijk dat je bij het ontwerpen van onderwijs goed nadenkt over de leerprocessen die de kinderen door maken en over datgene wat ze daarbij leren. Er is namelijk niet één juiste weg, er zijn er vele.

 

Bij het ontwerpen hoort ook de keuze van uitnodigende materialen. Hierdoor zullen de kinderen betrokken zijn. Dat moeten er niet te veel zijn. Bovendien moeten sommige kinderen aanvankelijk begeleid worden bij het maken van een keuze. Het is belangrijk dat de leerlingen eerst de tijd en ruimte krijgen om vrij te experimenteren met materialen, zonder dat ze een opdracht hoeven uit te voeren. Ook dan doen kinderen allerlei leerervaringen op.

 

       Model

 

Het is belangrijk dat de kinderen uit de klas zich kunnen identificeren met hun meester of juf/ volwassenen. Identificatie is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van een eigen identiteit. Door volwassenen te imiteren maken kinderen zich bepaalde waarden en normen eigen of ze oefenen ermee. Als leraar heb je een voorbeeldfunctie. Jouw identiteit, jouw eenheid van zijn, is zichtbaar en merkbaar voor de kinderen. De manier waarop jij je waarden omzet in gedrag, is te merken in de klas, op het plein en in gesprekken. Je bent zelf ook een deel van de rijke, krachtige en betekenisvolle leeromgeving, ten minste wanneer je er gevoelig voor bent en erover praat. Het is belangrijk dat je jezelf goed kent.

 

‘Leerlingen zien geen vak de klas binnenkomen, maar een leraar. Niet dat hij kennis onbelangrijk vindt: maar de opdracht is juist een goede match te vinden tussen enerzijds de cognitieve motivationele status van de leerling en anderzijds het onderwijsaanbod. Dat betekent dat je goed moet zijn in leerlingen en dat je goed moet zijn in je domein. Waar het dus om gaat, is wat in de internationale literatuur personalisation heet.’ (Stevens, 2011)

 

 

 

 

 

         Expert

 

Het is belangrijk als juf of meester dat je kennis hebt:

   -  ·       Het vakgebied, als je de stof goed overziet en de structuren erin kent, de basismethodes van het vak beheerst en weet wat de belangrijkste thema’s zijn;

      ·         De leerpsychologie van het vak, bijvoorbeeld hoe kinderen oplossingen kunnen bedenken, hoe je moet beoordelen en verbeteren;

·         De didactiek van het vak, de wijze waarop je inhouden uit dit vakgebied kunt onderwijzen of laten bestuderen en de daarbij behorende methodes.

 

 4.        Coach

 

Het is belangrijk dat je het leerproces van de kinderen observeert, stimuleert en begeleidt. Als je coachend begeleidt, ben je er dus steeds op gericht dat het kind zijn eigen oplossingen vindt, dat het manieren vindt om moeilijkheden te overwinnen. Kinderen moet je leren leren. Zo leert het kind zich steeds beter te redden.

 

De coachende manier van begeleiden leidt er ook toe dat het kind veel zelf ontdekt, kennis als het ware zelf construeert door nieuwe ervaringen en inzichten te koppelen aan bestaande. Met behulp van kennis, vaardigheden en attitude haalt de leraar het beste uit de leerlingen zonder dat hij daarbij altijd instructie geeft.

 

Kinderen verschillen in leerstijl, interesse enzovoort. De leraar coacht, wil er zijn voor alle leerlingen, moet hen goed kennen en zijn begeleiding steeds aanpassen aan die verschillen.

 

5.          Onderzoeker

 

Een leraar moet in staat zijn om op een onderzoekende wijze te werken, om bestaand onderzoek te kunnen lezen en op en adequate manier te gebruiken. Het is belangrijk dat je als juf of meester nieuwsgierig, kritisch en sensitief bent.

 

(de Haan & Kuiper, 2008, p. 175)

Maak jouw eigen website met JouwWeb